Beste Vrienden van het Kruis,
Heilige Johannes Paulus de Grote leert ons in zijn ontelbare catecheses over de Heilige Maagd Maria, dat Maria door met volle bereidwilligheid de woorden van de engel Gabriël te aanvaarden, die haar aankondigde dat zij de Moeder van de Messias zou zijn, toen al begon deel te nemen aan het Verlossingswerk van het menselijk volk.
Haar deelname aan het offer van haar Zoon aan het Kruis draagt zij haar hele leven met zich mee. Deze deelname werd haar al geopenbaard toen haar Zoon nog heel jong was, toen ze hem opdraagde in de Tempel. Daar profeteerde de profeet Simeon dat een zwaard haar ziel zou doorboren, de eerste grote smart van de Heilige Maagd die al deze dingen in haar hart overwoog.

Jaren later, met het verlies van Jezus in de tempel, zou een nieuw zwaard van smart haar ziel doorboren. Volgens de overlevering werd Maria zeven keer doorboord met een zwaard van smart en deze zwaarden vormen haar Zeven Smarten.
Fulton Sheen[1] spreekt niet van zeven zwaarden, maar van zeven steken of slagen van een zwaard, en het zwaard dat haar ziel doorboorde was Christus zelf. Christus wilde dat Zijn Moeder zo nauw met Hem verbonden zou zijn als een menselijk persoon met een Goddelijk Persoon zou kunnen zijn.
Paus Leo XIII zegt: “God heeft gewild dat de genaden en de waarheid die Christus voor ons heeft bereikt, ons alleen door Maria worden geschonken”[2], zodat ook zij met Hem wilde samenwerken. Daarom moet ook zij hebben willen meewerken aan de verlossing, net zoals Christus wilde meewerken als de Verlosser.
Daarom waren er geen zeven zwaarden, maar slechts één, en die ging in twee harten. De zeven smarten zijn als zeven slagen van het zwaard van Christus.
Paus Pius XII[3] verklaarde dat zij, als de ware Koningin van de Martelaren, meer dan wie ook van de gelovigen, heeft geleden voor Zijn Lichaam, de Kerk, het lijden dat ontbrak in het lijden van Christus.
Dit was de eerste reden waarom God de pijnen in haar toeliet, zodat zij de eerste kon zijn, direct na de Verlosser, om zijn lijden en dood voort te zetten in zijn Mystieke Lichaam. Wie is er die liefheeft en niet wil delen in het lijden van de geliefde?
Maar Maria moest ook lijden voor ons, zoals zij voor Hem leed. Christus stak het zwaard in de haar ziel, in de zin dat Hij haar riep om met Hem samen te werken, als Nieuwe Eva in de wedergeboorte van de mensheid.
Het Concilie benadrukt de diepe dimensie van de aanwezigheid van Onze Lieve Vrouw op Golgotha. Deze herinnert ons eraan dat zij “trouw haar verbondenheid met haar Zoon heeft bewaard tot aan het kruis”[4]; en bevestigt dat deze intieme verbondenheid “in het verlossingswerk tot uiting komt vanaf het moment van de maagdelijke ontvangenis van Christus tot aan zijn dood”[5].
We staan nu stil bij de diepe verbondenheid van de Heilige Maagd met het verlossend lijden van haar Zoon, een verbondenheid die tot stand komt door haar deelname aan zijn kruis.
Aan de voet van het kruis “leed Maria intens met haar Zoon en verenigde zij zich met zijn offer met het hart van een Moeder die, vervuld van liefde, instemde met de opoffering van haar Zoon als Slachtoffer”[6] voor ons allen, om ons nieuw leven en leven in overvloed te geven.
Met deze woorden herinnert het Concilie ons aan het “medelijden van Maria”, in wier hart alles weerspiegeld wordt wat Jezus lijdt in ziel en lichaam, wat haar bereidheid benadrukt om deel te nemen aan het verlossingsoffer en zo haar moederlijk lijden te verenigen met het priesterlijk offer van haar Zoon.
Deze benadrukt ook dat haar instemming met de opoffering van Jezus een authentieke daad van liefde is, waarin ze haar Zoon aanbiedt als een “slachtoffer” van verzoening voor de zonden van de hele mensheid.
In het verlossingswerk van Golgotha wordt Maria ondersteund door geloof, een geloof dat versterkt wordt tijdens alle gebeurtenissen in haar leven, en vooral tijdens het openbare leven van Jezus. Het Concilie leert ons dat “de Heilige Maagd vooruitging in de pelgrimstocht van het geloof en trouw haar eenheid met haar Zoon behield tot aan het kruis”[7].

Zuster Maria Josefa Menendez, een mystieke zuster van de Sociëteit van het Heilig Hart van Jezus (1890 – 1923), vertelt ons op basis van verschillende openbaringen van het Heilig Hart van Jezus en van de Maagd Maria: “op de weg naar Golgota, toen onze Heer het kruis op zijn schouders droeg, kwam zijn Moeder hem tegemoet… met haar hart doorboord van pijn om twee redenen: om nieuwe kracht te krijgen om te lijden in de ogen van haar God… en om haar Zoon, door haar heldhaftige houding, aanmoediging te geven om het verlossingswerk voort te zetten. Denk aan het martelaarschap van deze twee harten: wat de Moeder het meest liefheeft is haar Zoon… en ze kan hem geen verlichting geven en ze weet dat haar aanblik zijn lijden zal vergroten”[8].
Bij een andere gelegenheid openbaart Jezus aan zuster Maria Josefa: “Het grootste goed voor Mij is mijn Moeder, en niet alleen kan Ik haar niet troosten, maar de erbarmelijke toestand waarin ze Mij ziet, veroorzaakt haar een lijdend hart dat vergelijkbaar is met het mijne: de dood die Ik in het lichaam onderga, ontvangt mijn Moeder in haar hart! Ah, wat zijn haar ogen op Mij gericht! En de mijne, verduisterd en bloederig, zijn ook op Haar gericht! We spreken geen enkel woord, maar hoeveel dingen zeggen onze harten tegen elkaar in deze droevige blik”… Jezus zwijgt. Het lijkt erop dat Hij overmand werd door emotie bij de herinnering aan het verdriet van Zijn Moeder, Josepha was overweldigd en durfde de stilte niet te verbreken. Uiteindelijk besloot ze haar Meester te vragen of Onze Lieve Vrouw had gehoord van al zijn kwellingen tijdens het lijdensverhaal.
”Ja”, antwoordde de Heer vriendelijk, ”Mijn Moeder was aanwezig bij alle kwellingen van Mijn lijden, die door de goddelijke openbaring aan haar geest werden gegeven. Bovendien, wilden verschillende discipelen, die uit angst voor de joden op een afstand bleven, van alles op de hoogte worden gesteld en zij brachten dan ook mijn Moeder op de hoogte. Toen zij wist dat het doodvonnis al was uitgesproken, kwam zij mij tegemoet en liet mij niet alleen tot zij mij in het graf legden”[9] …

Van haar kant richtte de Heilige Maagd deze woorden tot haar: “Kijk, mijn dochter, tot welke toestand de liefde hem heeft gebracht. Dat wat je hier ziet, in zo’n droevige en meelijwekkende toestand, is mijn goddelijke Zoon: de liefde heeft hem tot de dood gebracht. En nu heeft de liefde hem ertoe gebracht alle mensen in broederschap te verenigen, door ze allemaal aan dezelfde Moeder te geven”[10]. Tot de wrede beledigingen die tegen haar Zoon, tegen de gekruisigde Messias, antwoordt zij met toegeeflijkheid en vergeving, zich aansluitend bij de heldhaftige smeekbede tot de Vader: Vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Lc 23,34).
Deelend aan het gevoel van overgave aan de wil van de Vader, dat Jezus uitdrukt in zijn laatste woorden aan het Kruis: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest (Lc 23,46), geeft zij zo, zoals het Concilie bevestigd, een toestemming van liefde “aan de opoffering van haar Zoon als Slachtoffer”[11].
Maria’s heroïsche hoop aan de voet van het Kruis bevat een licht dat sterker is dan de duisternis die in veel harten heerst: voor het verlossende Offer van Jezus wordt de hoop van de Kerk en van de mensheid in Maria geboren.
Heilige Johannes vertelt ons in zijn evangelie: bij Jezus’ stonden Kruis zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. (Joh 19,25). Met het werkwoord “staan”, dat etymologisch “rechtop staan” betekent, wil de evangelist de waardigheid en kracht van Maria weergeven.
Vooral het feit dat Onze Lieve Vrouw “rechtop stond” aan de voet van het Kruis, is een herinnering aan haar onwankelbare standvastigheid en haar buitengewone moed in het aangezicht van het lijden.
Maria aan de voet van het Kruis, deelgenoot van het Kruis van haar Zoon, is het model van een mateloze liefde…
…Laat mij, Moeder, bron van liefde
voelen ’t leed dat U doorgriefde
dat ik met U medeween.
Doe mijn hart voor Jezus branden
vlecht gijzelf de liefdesbanden
dat ik God behaag alleen… [12]
[1] Fulton Sheen, El primer Amor del mundo, p. 190.
[2] Geciteerd door Fulton Sheen, El primer Amor del mundo, p.192.
[3] Ibidem, p.193.
[4] Lumen Gentium, n. 58.
[5] Ibidem, 57.
[6] Ibidem, 58.
[7] Ibidem, 58.
[8] Sor María Josefa Menéndez, Un llamamiento al Amor, p. 337.
[9] Sor María Josefa Menéndez, Un llamamiento al Amor, p.339.
[10] Ibidem,p.340.
[11] umen Gentium,58.
[12] Strofe van het Stabat Mater
Ontdek meer van Friends of the Cross
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.